Bladluizen verspreiden bietenvergelingsvirussen door besmet bladmateriaal, ook van bietenhopen. De verspreiding door luizen verandert door klimaatsverandering en het wegvallen van zaadbehandeling. Door zachtere winters migreren bladluizen vroeger (al vanaf half maart) waardoor het virus eerder wordt overgebracht. Mogelijk worden de teeltvoorschriften voor bewaring van suiker- en voederbieten daardoor vervroegd naar 1 of 15 maart.
Conclusies
- Door de zachtere winters ontstaan vroeger in het jaar luizenvluchten doordat meer luizen als kolonie overwinteren (op kruidachtige planten zoals herderstasje, vogelmuur, klein kruiskruid, gewone spurrie, ereprijs, wilde beta-soorten) en minder als winterei.
- Uit waarnemingen van de NAK, De Groene Vlieg en IRS zijn de migratievluchten van bladluizen al vanaf half maart te verwachten.
- Vervroeging van de uiterste bewaardatum van voederbieten naar 1 maart kan leiden tot een tekort aan vers voer in de rundveehouderij (de vers-gras-periode begint eind maart).
- Naast bladluizen kunnen wellicht ook kuilluizen vanuit de wortels van bietenhopen vergelingsvirussen overbrengen (er is weinig bekend over de mate waarin kuilluizen in bietenhopen voorkomen).
- Een vervroeging naar 15 maart om geen bietenhopen aan te houden is verdedigbaar. De bietenvoorraad is dan klein en het overgebleven deel kan nog worden versnipperd en worden ingekuild.
Samenvatting
Om de verspreiding van bietenvergelingsziekte tegen te gaan, is in de teeltvoorschriften vermeld dat het niet is toegestaan om na 1 of 15 april een voorraad suiker- en/of voederbieten (of afval ervan) te hebben. Doordat vroeger in het jaar grotere aantallen bladluizen voorkomen in combinatie met een enorme toename van de voederbietenteelt staat het teeltvoorschrift onder druk. De overweging is om het verbod te vervroegen naar 1 of 15 maart.
Doel project
Ondersteuning leveren voor een betere beheersing van bietenvergelingsziekte en voor de onderbouwing van een eventuele aanpassing van de teeltvoorschriften.
Methode
Literatuurstudie naar de invloed van zachtere winters op de levenscyclus van bladluizen en overdracht van bietenvergelingsziekte in relatie tot het toenemend gebruik en bewaring van voederbieten.
Resultaten
- Door de verandering van de overwinteringsstrategie van bladluizen (op kruidachtige gewassen) zal de koloniedruk al vroeg in het voorjaar groot worden waardoor eerder gevleugelde individuen worden geboren. Het gevolg is eerdere migratie naar nieuwe planten.
- Bietenvergelingsvirussen kunnen overwinteren in opgeslagen suiker-, voederbieten, kroten én op wilde planten (winterwaarden) zoals herderstasje, vogelmuur, klein kruiskruid, gewone spurrie, ereprijs, trosaardbeispinazie en wilde beta-soorten zijn een infectiebron voor de bietenteelt.
- Infecties van bieten met vergelingsvirussen kunnen mogelijk leiden tot een oogstreductie met 50 tot 70%.
- Het areaal voederbieten steeg in Nederland van 280 hectare in 2014 tot 2.400 hectare in 2020.
- Voederbieten als voer voor runderen zijn smakelijk, melkdrijvend, vet- en eiwitgehalteverhogend. Geven een besparing op krachtvoer en zijn een goede stikstofbinder in het veld (zelfs beter dan mais).
- De rundveehouder wil de voederbieten zo lang mogelijk vers houden door deze zo lang mogelijk op het land te laten staan (gefaseerd oogsten) en dan direct te voeren.
Impactscore
Met de Impactscore laten we zien op welke bedrijfsactiviteiten de onderzoekresultaten
direct effect hebben. Een onderzoeksresultaat kan bijvoorbeeld leiden tot het gebruik
van minder gewasbeschermingsmiddelen of minder meststoffen. Dat vermelden we met een
korte toelichting.
Door de teeltvoorschriften te wijzigen naar 1 of 15 maart zal de infectiebron van bladvergelingsvirussen worden verminderd en treedt daardoor minder ziekteverspreiding door bladluizen op met als gevolg een hogere opbrengst.
Betrouwbaarheidsscore:
Geen betrouwbaarheidsscore omdat het gaat om literatuuronderzoek/desk study.